Als er één dag in het jaar is om de boel eens goed te overpeinzen, dan is het wel 31 december. Een dag die, althans voor mij, bijzonderder is dan alle andere dagen. Dat heb ik overgehouden aan mijn kindertijd denk ik. Oudejaarsdag is altijd rommelig, een beetje zenuwachtig, tot tranen toe nostalgisch en boordevol tradities. Mistige straten, de geur van kruit en Youp op TV. En, dat kwam er later bij, niet in de laatste plaats de enige dag dat een biertje voor 11.00 in de ochtend “perfectly acceptable” is.
Dit jaar is die dag anders is dan alle anderen. Een half uurtje geleden fietste ik naar de oliebollenkraam en hoewel de rij mondkaploze buurtgenoten Corona even deed vergeten miste ik iets. Een eerste vuur ton die al in de fik gaat, jochies die lopen te rotzooien met rotjes en overal gerommel van vuurwerk. Jaaahaaaa, ik weet dat het beter is zonder vuurwerk. Ik heb 2 katten en ik ben blij dat de ellende ze dit jaar voor 90% bespaard blijft. En toch, toch mis ik het. Deze dag voelt nu een beetje hetzelfde als alle andere dagen. Ik baal er een beetje van. Zoals ik van veel dingen een beetje baalde dit jaar.
Twintig twintig, voor een getallen autist als ik een heerlijk jaar. 2 0 2 0. Heerlijk. Je zou een mooi jaar worden: een nieuwe baan, Maudje net geboren, veel foto opdrachten en misschien wel verhuisplannen maken?
Toen was daar dat fucking virus. De wereld raakte meer verdeeld dan ooit. Polarisatie is sinds eind jaren 60 niet meer zo’n groot ding geweest. We ontdekten dat ons land naast 17 miljoen bondscoaches ook 17 miljoen virologen en 17 miljoen economen telt, maar helaas ook te weinig ziekenhuisbedden en verpleegkundigen om de pandemie het hoofd te bieden. We klapten voor de zorg, maar gingen vrolijk door met elkaar besmetten. We wisten het tenslotte allemaal beter dan de rest en het niet onze schuld maar van de rest.
Wat mij het meest zorgen baarde was niet het feit dat iedereen een andere mening heeft. Zo veel mensen, zo veel meningen. Maar we zijn gestopt met luisteren naar elkaar. Op sociale media, in de supermarkt, bij de oliebollenkraam: het is net een familiefeestje met een bakkie te veel op. Ineens heeft iedereen een mening en weet iedereen het beter. En we willen allemaal gehoord worden en als de rest niet luistert schreeuwen we gewoon nog ietsje harder. Bovenal is iedereen die anders denkt compleet gestoord, een wappie, een complotdenker, een mak schaap en te dom om te poepen. Fuck de rest. Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken en moet zijn muil houden. Wat. Een. Land.
Heb ik een mening? Ja. Wil ik die soms uiten? Ja. Maar ik ben er mee gestopt. Fuck it. Niemand luistert. Het lost niks op. Ben gestopt met reageren en ingaan op volslagen zinloze discussies. Ik keerde naar binnen. Kreeg meer dan ooit behoefte aan binnen zitten met mijn vrouw en dochter. Laat buiten de storm maar razen. Laat ze maar lullen. Misschien werd ik wel beetje volwassen of wijs?
Twintig twintig, wat een jaar was je. De glimlach van een kind doet je beseffen dat je leeft, zong Willy Alberti. En verdomd, wat is dat waar. Impelpimpel stapelverliefd op Maudje werd ik. Mijn eigen vlees en bloed. Half Jenny, half ik. Door haar ging ik het leven nog beter voelen. Ineens leek alles nog echter. “Dankzij” corona kon ik haar eerste levensjaar van dichtbij meemaken. Alles werd relatief. Ik werd er zelf weer een beetje kind van. Voor zover ik dat niet nog was…
Haar eerste lachje, haar eerste tandje. De eerste keer op haar buik rollen, de eerste keer rechtop zitten. Allemaal voorgeprogrammeerd en vanzelfsprekend. Maar verdomme, wat is het mooi om te zien en mee te maken. Als dat moppie haar armpjes om mijn nek slaat als ze moet huilen is het even of de wereld stil staat en ik alleen maar met haar ben. Ik wil haar troosten, er altijd voor haar zijn. Maar stiekem mag ze ook nog wel even doorsnikken op mijn schouder. De tranen van een kind doen je ook beseffen dat je leeft.
Twintig twintig, wat een jaar was je. Wat heb je verdeeldheid gebracht. Wat heb je warmte gebracht. En wat heb je verdriet gebracht. Immens verdriet. Terwijl ik op mijn zolderkamertje achter de laptop zit woedt de storm buiten door. Vooral in de ziekenhuizen. Bijna onmenselijk voor artsen en verpleegkundigen, voor betrokkenen en voor mensen die een geliefde moesten laten gaan.
Twintig twintig, we willen je vergeten maar dat kunnen we niet. We willen je uitwissen maar je staat met watervaste stift in ons geheugen geschreven.
Buiten steekt de buurman voor zijn zoontje een sterretje aan en het kind kijkt verwonderd naar de vonkjes. Ik glimlach, klap mijn laptop dicht en ga een borrel halen.
Salut mensen, een gezond 2021 en let een beetje op elkaar.
😘
Heel herkenbaar en leuk geschreven. Geniet lekker van alle momenten met jouw meiden en een gezond en liefdevol 2021! Willem, Renée en Zoë