Ofschoon de voorbereiding niet om aan te gluren was, ontvouwde zich het klassieke scenario. Iedereen die wel eens een potje voetbal had gekeken wist exact wat eraan mankeerde. Zeventien miljoenen hobby-virologen deeltijd-economen pakken hun oude hobby weer op en zijn ineens ook weer interim-bondscoach. Zelfs onze hulp in huis was sceptisch en mijn dochter weigerde haar Oranje rompertje; het zou toch helemaal niks worden. Hoewel het grootste deel van onze buurt een Oranje vlaggenzee was geworden had iedereen er toch wel vrede mee dat die na drie potjes weer weg zou kunnen. Nee, dit Nederlands elftal onder leiding van Frank de Boer zou er echt weinig van gaan bakken op het E.K. voetbal. Frank belde of ik nog tips had om het zooitje aan de praat te krijgen. Ik heb hem maar verteld dat ie beter kon gaan golfen.
Tot het begon. Toegegeven, de tweede helft tegen Oekraïne was best aardig. Er werd wat minder gebreid en het tempo ging wat omhoog. De huisvader in mij boog langzaam om in de lang weggestopte bondscoach en mijn vrouw hoorde met lede oren aan hoe ik die overbetaalde knuppels driftig gebarend duidelijk probeerde te maken dat ze “sneller moesten omschakelen”, “meer vooruit moesten voetballen” en “op z’n minst konden proberen die bal tussen palen te mikken”. En als ik Frank was, zou ik de rechtsback meer druk laten zetten. Direct even Frank geappt en wat denk je? Die Dumfries legt hem heerlijk in het netje. Mooi is het, even de sores vergeten en zonder tegenspraak het beter weten dan de rest.
Terwijl ik dit tik is de pot tegen Oostenrijk bezig en zit er ik weer he-le-maal in. Oranje shirtje uit 2014 aan (paste nog net) en mopperend als van ouds. Corona lijkt verder weg dan ooit. Het is wat dat betreft natuurlijk ook exact wat we nodig hebben, dat voetbal. Verbroedering. Zeiken op de bondscoach. Samen met de buren voetbal kijken. Na de 1-0 van Depay tegen Oostenrijk ging er een lawinepijltje of vijf de lucht ergens in de nabije omgeving. Ik wil niet weten wat er gebeurt als ze ooit echt kampioen worden. Maar ook: mondkapjes af en juichen. Als ik een reclamebureau was zou dat m’n slogan voor de lokale buurtsuper zijn. Overigens hebben Mark en Hugo al een voorschot genomen door vanaf de achtste finales de mondkapjes plicht zeer waarschijnlijk over boord te gooien.
Zoals eigenlijk elke keer zien als we meedoen aan een E.K. of W.K. buigt de aanvankelijke scepsis na een potje of twee om in euforie en het aloude “we worden Europees kampioen”. Ineens verkeert iedereen weer in de ’88 sferen. Alleen wil ieder jochie nu dan Dumfries of Frenkie zijn, in plaats van van Basten. Om na een klassieke uitschakeling tegen de Duitsers of Italianen toch weer heel hard teleurgesteld te zijn.