Het vierde uur was het, wiskunde van meneer Groot. Dat ik dat nog weet, geeft aan dat het voorval goed is blijven hangen en de tand des tijds goed doorstaan heeft. De telefoon in het klaslokaal (lokaal 57) ging over. Meneer Groot nam op, sprak kort met de persoon die belde en hing weer op. Deze telefoontjes betekenden meestal niet veel goeds, de klas wachtte dan ook stilletjes af wie er nu weer naar de conciërge of conrector moest. Ik, met mijn vrijwel onbesmette blazoen, maakte mij niet heel veel zorgen. Groot was mijn schrik toen meneer Groot sprak: “Peter, graag melden bij de rector”. De klas keek verschrikt: geen conciërge, geen conrector, maar de rector. Ik had dus een serieus probleem.
Ik had uiteraard al een voorgevoel waar dit over zou gaan. Hij legde een verzuimbriefje voor mij neer. “Dit is niet de handtekening van jouw moeder”. Ik wist dondersgoed dat hij gelijk had maar besloot op dat moment een briljante tactiek toe te passen. Dus ik ging gewoon tegen hem in: “Jawel hoor”. Hij lachte en stelde dat ik het dan vast geen probleem zou vinden als hij mijn moeder even zou bellen. Nu kon ik niet meer terug en dus stemde ik maar in. Ik had nog een vleugje hoop dat mijn moeder me zou redden, tegen beter weten in. Ik mocht op de gang wachten en niet veel later mocht ik weer binnenkomen. “Je moeder bevestigt dat dit niet haar handtekening is”. Nu was ik beledigd. “Zeker wel”, zei ik. “Ik heb hem zelf gezet en hij lijkt echt prima.” Ik glimlachte en meende iets soortgelijks te ontwaren bij de rector die duidelijk zijn best deed streng te blijven kijken. Hij kon hoog en laag springen: ik had niet gelogen. Een uurtje peuken vegen op het plein was de straf. Ik was niet ontevreden.
Met deze tactiek en dit talent had ik natuurlijk gemakkelijk een andere carrière kunnen kiezen. Het land besturen bijvoorbeeld. Je appt wat over mondkapjes en hoewel je niet lekker in de materie zit omdat je druk zat bent geef je zijdelings wat dwingende adviesjes aan de mensen die die dingen moeten inkopen. Ben jij ervan af en is het maar geregeld. Die Sywert leek immers een prima kerel en hij kwam uit de eigen gelederen: dat moet wel te vertrouwen zijn. Daarna ontken je elke betrokkenheid en als ze er naar vragen later zeg je gewoon: “Oooh, die appjes. Kan ik niet herinneren, was niet mijn pakkie-an”. Ontkennen, hopen dat het werkt en als het dan toch uitkomt lachend dingen wegwuiven omdat je het je niet herinnert werkt schijnbaar prima.
Maar ik bleek te eerlijk. En dus zit ik nu hier aan de keukentafel en hij in Den Haag. Met een salaris een keer of tien het mijne. Kon ik de boel ook maar zo goed bedonderen.